maandag 26 september 2011

Jacht in de AWD

Nee het schieten op de damherten is nog niet begonnen, maar er was een tijd dat jagen in de AWD heel normaal was. Vandaag een kijkje in het verleden van de jacht in en om de AWD. De foto's zijn die van onze wandeling van zondag 25 september, we hebben toen ook het onderstaande gevecht tussen twee damherten kunnen fotograferen en filmen.

De gelopen route is hier te downloaden.

Al in 1342 werd de jacht op konijnen in de duinstreek al vermeld en in 1478 wordt de patrijzejacht genoemd. Een 'placaat' uit 1502 noemde als jachtdieren onder andere: Hasen,  Lepelaers en Bergheenden, Perdrijsen (patrijs), Fesanen (fazant), Quaken (kwak), Schollevaers (aalscholver), Putoren (roerdomp), Swanen, Moerhoenderen (waterhoen), Cranen (kraanvogel) en Reygheren (Rijgers).

In de 'Veenen der Wildernisse' (duinstreek), die zich uitstrekten van Vogelenzang en Teylingen tot Voorschoten en Leiden, kwamen ook reeën en wilde zwijnen voor, maar het bovengenoemde placaat vermelde ook dat deze niet mochten worden bejaagd. In opeenvolgende plakkaten (vanaf 1595) werd de aanwezigheid van reeën en wilde zwijnen bevestigd in de duinstreek.

Toentertijd werden alle dieren gejaagd om te eten, maar vooral reigers werden toen als lekkernij beschouwd. Hoewel de gewone man natuurlijk ondanks de zware straffen die op stroperij stonden ook wel eens een buit probeerde te verschalken, was het jagen op het bovengenoemde wild voorbehouden aan de edelen.Tussen Petten en Beverwijk kwam de ree en het zwijn het meest voor. In de 16de eeuw werd ook op herten gejaagd, daarbij werd het wild opgedreven door honden en beschoten men ze met het roer, een primitief geweer.

Totdat een plakkaat in 1524 het rapen van eieren verbood op straffe van twee carolusguldens, stonden de eieren van wilde ganzen, kieviten en plevieren ook op het menu. Om en nabij 1600 ging men 's winters op meeuwenjacht, dit was niet zozeer om het vlees maar om de veren welke in dekbedden werden verwerkt. Rond 1750 was het rapen van meeuweneieren erg in trek vanwege het bakken van een omelet met de naam 'meeuwenstruijff''.

Ondanks dat men zoveel waterwild voor eigen gebruik te oogsten had, mochten anderen daar niet van meegenieten. In 1636 en 1637 schreef de heer van Berkenrode boze brieven aan het stadsbestuur van Haarlem om zich te beklagen over de stroperij in zijn 'Reigerijen', waarin meer dan 1.000 koppels reigers, kwakken en ander wild huisde.
Rond 1636 waren er geen reeën, wilde zwijnen, fazanten en korhoenders meer te vinden in de duinstreek. Zelf duiven mochten niet meer gejaagd worden vanwege hun schaarste, dat mocht pas weer drie eeuwen later in 1852. De Duivendrift vlakbij de Oranjekom zal naar de jacht op de duif zijn genoemd.

Op 28 juli 1795 maakte de Franse bezetter een einde aan het alleenrecht van de adel op het jagen, de rechten van de adel werd 'directelijk' afgeschaft en iedereen mocht vrij jagen op zijn eigen grond. Er was echter één uitzondering, want: Niemand zal in 's Lands Zeeduinen vermogen te jaagen of eenig Wild of Gevogelte te vangen. Omstreeks 1850 was de wildstand in de duinen zo goed, dat Cornelis van der Burg zich als poelier in Noordwijkerhout vestigde.

Één van zijn vaste klanten wa het hotel Huis ter Duin in Noordwijk. In het begin van de 20ste eeuw diende de jacht een nieuwe mode, die ook onder de chique gasten van dit hotel opgang maakte.
In 1906 verschenen de eerste dameshoeden versierd met veren, vleugels en zelfs koppen van sterntjes. Dit betekende een ware slachting onder de Sterns, deze slachting had voornamelijk plaats in de broedtijd omdat de vogels in paartooi op hun mooist zijn. Gelukkig maakte een Koninklijk Besluit hier op 18 juli 1908 een einde aan.

Op een jachttableau uit 1902 waren nog veel bejaagde soorten te vinden welke ook op het plakkaat van 400 jaar daarvoor voorkwamen. Nog steeds werden patrijzen, konijnen, hazen en fazanten geschoten, maar aangezien de smaak van de waterwild eter was veranderd, werden Reigers werden niet meer gegeten, vele eenden soorten nog wel.Tussen 1900 en 1925 verschoven de getalsverhoudingen van sommige soorten.

Doordat het akkergebruik terug liep in de duinen halveerde het aantal patrijzen dat per dag werd geschoten, konijnen en houtsnippen werden daarentegen in steeds grotere aantallen geschoten. In 1905 ving men op een jachtdag al gemiddeld vier a vijf konijnen, tegenover gemiddeld één konijn per dag in de jaren net voor de eeuwisseling. Het gaat hier dan om de aantallen in het Zuid-Hollandse gedeelte van de AWD.

Ook eieren werden er weer geraapt, van Grutto en de Wulp bij tientallen en van de kievit in het begin met ruim 200 per jaar. Het verdwijnen van de broedkolonie van de Meeuwenduintjes, was voor een groot deel het gevolg van dit eieren rapen. In de voor de wandelaars afgesloten infiltratie gebieden werden er gelijkertijd weer nieuwe kolonies gevestigd.

Er bestaat een groot verschil tussen de duinrovers van nu en die van vroeger. Uilen, vossen of wezels houden niet zelf hun voorraad te vangen prooien bij, de mens daarentegen houd zelf zijn prooidier stand op pijl. Beide hebben wel een territorium en de mens doet zijn uiterste best om de concurrentie van de vos uil of wezel op een zo laag mogelijk pitje te houden.   


Ook vogels zoals kraaien, eksters en roeken werden in de achttiende eeuw vervolgd. Rond 1780 wordt de 'Aeksterschouw' beschreven: wie na de maand mei nog een eksternest in zijn gebied had laten zitten, kon een fikse boete oplopen. In 1857 werden er premies gezet op de valk, wouw, havik, sperwer, of buizerd a 30 cent per stuk; voor een echte arend zoals de zeearend kreeg men een gulden.  Zo kreeg de  jachtopzichter van Haarlem omstreeks 1860 jaarlijks meer dan 40 kiekendieven en ruim 60 sperwers aangeboden.

Men schoot de vogels ook vaak op het nest, gaaien en kraaien leverde men bij honderden, doch raven zelden meer dan 10 per jaar.
In 1912 trad de vogelwet in werking welke het bejagen van roofvogels aan banden legde. Vogels zoals de havik, buizerd en raaf waren in 1920 zo goed als uitgeroeid dus kwam deze wet kwam net op tijd.

In1608 kocht de stad Haarlem in 1608 het "recht van Zwanendrift" omdat men daar nog reigers en zwanen aten. In alle grachten en vijvers mochten zwanen gehouden worden, wat waarschijnlijk ook betekende dat hier van bijvoeren en extra zorg sprake was. Het toezicht hierop werd gehouden door een opzichter met de titel van pluimgraaf. Het jachtwild bestond waarschijnlijk voornamelijk uit fazanten. In 1837 moest men de fazanten voor de winter binnen halen.

In het voorjaar konden konden de fanzanten hun kroost verzorgen waarna een gedeelte werd losgelaten voor de jacht. Omstreeks 1920 had de familie Barnaart een grote faam op het gebied van kweken, voeden en verzorgen van fazanten. In de oorlogsjaren werd hun fokkerij tijdelijk stilgelegd.
In 1948 was het 'onschuldige' steenuiltje de pisang en moest worden bestreden, omdat het een ware slachtingen aanrichtte op de fazantenkwekerijen.

Ook de Fazanten in het veld werden goed verzorgt. Het bijvoeren met zaden had echter een invloed op het gebied. Natuurlijk werden niet alle zaden door de fazanten opgegeten en gebiedsvreemden kruiden en planten kwamen op deze manier in de duinstreek terecht, bijvoorbeeld cichorei, naakte lathyrus, kroontjeskruid en duist. De voerakkers voor reeën, met hun akkeronkruiden als bolderik, ruige klaproos, gele ganzenbloem en korenbloem, werden in 1978 opgeheven.

In 1398 jaagde de mens al op de vos, Waarschijnlijk niet vanuit het oogpunt van beheer, maar eerder uit puur vermaak. Guy van Chatillon, graaf van Blois, was in dat jaar te gast op het slot Heemstede, in de avonduurtje werd er muziek gemaakt, gefeest en gedobbeld maar 's morgens vroeg ging men vroeg op vossen jagen. In 1625 werd het menens met de achtervolging van de voedselconcurrenten.
Vanaf dat jaar was het aan de duinmaijers (Duinbeheerder) geoorloofd om "grote en kleine arenden (verzamelnaam voor roofvogels), die groot kwaad deden in de duijnen", te bejagen. 

In 1636 werd in detail beschreven hoe schadelijk bunzingen en hermelijnen te werk konden gaan (in de Bunksem- en Harmekuil bij het Palmveld).  In 1636 werd ook de vos als te bestrijden wild genoemd. De vos was was in Holland nog niet zo actief, maar als de rivieren 's winters bevroren wilde de vos nog wel eens de oversteek maken. De vos werd dan meteen door de Duinmaijers gedood.

Binnen de huidige AWD zoals wij dat kennen is niet gejaagd op de vos; direct buiten het gebied heerste echter een zware jachtdruk. Een reeds jarenlang bestaand discussiepunt is de vraag of een zodanig grote vossenpopulatie beschouwd moet worden als gewenste natuurlijke ontwikkeling.

Ook bijvoederen en uitzetten van roodwild kent een lange historie. Prins Maurits liet in 1593 dam- en edelherten uit Engeland overkomen om ze in de Haagse duinen  uit te zetten. Uit een geschrift van 1596 blijkt dat men waterkuilen groef zodat de herten 's zomers geen dorst zouden lijden. 's Winters moest worden bijgevoerd met erwtenstro en hooi.
De sloten en drinkpoelen werden in de winter ijsvrij gehouden. Het roodwild in de duinen rond Haarlem vergde begin van de 17de eeuw heel veel zorg. Prins Frederik Hendrik was toen zo vaak bij zijn legerscharen te velde, dat er voor de jacht weinig tijd overbleef.

Enkele methoden en gebruiken van jagers en jachtopzichters zijn in plaatsnamen vastgelegd. Zo is de Paalsprenkel een eeuwenlang gebruikt attribuut om vogels te vangen. Deze sprenkel werd opgesteld op een paal, waarop roofvogels graag gaan zitten. Bij het landen beroerden ze het vangmechanisme (Een plaatje), waarbij de klem rond de poten dichtsloeg. Met de kop naar beneden hangend moesten ze wachten totdat ze uit de val bevrijd werden. De Eksterkuil herinnert aan het gebruik van sprenkels om eksters te vangen.

Het vangen met klemmen, strikken en dergelijke, was voor de jager lastig, maar ook zeker voor de buit heel 'vervelend'. Het gevangen dier stierf een langzame, onaangename dood en het kostte de jagers veel moeite en tijd. Het geweer was voor beide een betere oplossing, al was het gevaar voor de jager ook groter. Zo kleeft aan het Busettebos een tragische herinnering: omstreeks 1880 ging hier per ongeluk het geweer af van Toon Tempelman, welke daarbij om het leven kwam. Of zijn geweer ook daadwerkelijk een buset was, weten we helaas niet.

Nadat in de jaren na de oorlog incidenteel een reebok werd waargenomen, is in 1952 de stand uitgebreid met elf van elders aangevoerde exemplaren. Tot 1969 werd geen jacht uitgeoefend op het reewild, zodat een aanzienlijke populatie kon ontstaan.
Deze veroorzaakte schade aan de naburige bollenvelden en beplantingen. Bovendien hadden grote aantallen valwild (wild dat op een andere manier is doodgegaan dan gejaagd) veel commentaar van het publiek tot gevolg, waarna besloten werd de ree in de jacht op te nemen. Tot 1978 werd de jacht verpacht aan negen pachters, iedere pachter had een eigen jachtopzichter in dienst die een eigen beleid voerde ten aanzien van de fauna.

En tot 1979 bestond er van bedrijfswegen (waternet) geen gericht faunabeheer, met uitzondering van het reewildbeheer. Het beheer werd bepaald en uitgevoerd door de jachtpachters in het gebied. Vanaf 1978 wordt het jachtbeleid echter door Gemeentewaterleidingen zelf bepaald en in 1984 is de jacht geheel beëindigd en vindt er nog slechts beheersjacht op reeën en konijnen plaats.

In het begin van de jaren tachtig werd na een jarenlange discussie besloten de als exoot beschouwde damherten uit het gebied te verwijderen. Dit bleek echter niet eenvoudig en men stuitte op veel verzet bij het uitvoerend personeel en het publiek. Bovendien is het damhert een welkome grazer, zodat er uiteindelijk van verwijdering werd afgezien.

Over de jacht in en om de AWD is nog heel veel meer te vertellen, maar dan zou het een nog veel langer blog worden :-) Misschien later meer daarover.



En dan nog even een stukje uit de Zandvoorter courant over de rondleiding welke ik op verzoek van de AWD Hyvers heb gegeven. Jolanda (jomeko) heeft dit voor de Hyvers georganiseerd en journalist Edwin Gitsels was aanwezig om de rondleiding voor de krant vast te leggen. Toch leuk als je eerste AWD rondleiding meteen resulteert in een krantenartikel. :-)



Iedereen heel erg bedankt voor de reacties op het vorige blogbericht 'Het AWD bij De Zilk'.

Groet,
Peter en Janny

dinsdag 20 september 2011

Het AWD bij De Zilk

Het was maandag een mooie dag voor een wandeling bij De Zilk, deze keer meer plaatjes en wat minder tekst. :-) We komen rond 11:45 aan en we gaan via het Paardenkerkhof helemaal richting het zuiden van de AWD.

De gelopen GPS route is hier te downloaden.

Op het Paardenkerkhof is al goed te zien dat de herfst in aantocht is, de Adelaarsvarens worden al bruin. Het is nog bewolkt en er staat een stevig windje, maar in de verte zien we de blauwe lucht al aankomen.

Deze Jonge heren zijn aan het grazen maar ze slaan op de vlucht zodra ze ons zien. Gelukkig zagen we de damherten eerder. :-)

Helemaal in het zuiden van het Paardenkerkhof ligt Sasbergen en daar bevindt zich 't heitje. Dit is een uniek stukje in de AWD en de duinen van Zuid-holland. Voor zover ik weet is er verder nergens hei te vinden aan de zuid-hollandse kuststrook.

Als we hier komen dan moet ik deze berken altijd even fotograferen. Het zijn wat mij betreft de mooiste bomen. De lucht trekt open en de zon komt zo nu en dan vanachter de wolken tevoorschijn.

Deze Libel zit op een stuk Parasolzwam in de zon.

We lopen richting het westen richting de Gijzenplank en de Paradijhoek, dit was vroeger landbouwgrond voordat het gebied uitdroogde. De afwateringsbeekjes zijn hier nog steeds te vinden.

Volgens mij is dit een Bont Zandoogje.

We zijn hier bij de Rogge pan, een naam die aangeeft wat hier vroeger werd verbouwd.

We gaan hier even op een bankje zitten om wat te eten en te drinken. Een aantal kraaien vliegen over om even later te landen op het zweefvliegveld.

We kijken hier richting Starrenbroek. We lopen zuidwaarts langs het zweefvliegveld en onderweg blijven we hier en daar even plakken, want het barst hier van de bramenstruiken. Janny wil nog wat jam maken en onze papegaai is ook gek op bramen. 

Bij het Ruige Del zien we deze zandheuvel en wat opvalt is de donkere laag laag zand. Misschien veroorzaakt door een duinbrand in het verre verleden.

Bij de Slaaibergen komen we Paul van der Stap tegen met zijn paard en wagen. Hij is bezig met zijn rondleiding. Paul gaat linksaf en wij lopen de andere kant op en genieten hier van dit prachtige uitzicht. 

Als we op het Grote Vlak aankomen zien we Paul in de verte net uit het zicht verdwijnen.  Wat een prachtige vergezichten heb je hier toch in de AWD.

We kijken hier op de Pan van Janus, genoemd naar Janus van der Meulen die hier rond 1924 een zestal geiten hield bij de jachtopzichters woning aan het Starrenbroek. De geiten waren vastgebonden aan een paal en hielden zo het gras kort. Dat was een vorm van beweiding die rond 1820 veel gebruikt werd, bij Zandvoort alleen al stonden 40 van die geiten. Maar niet alleen daar, op het Zwarteveld liepen de geiten van Toon Jansen. Namen als Bokkenpoelen, Bokkevlak en Bokkenwei duiden nog op de plekken waar de geiten rondliepen.  

Pan van Janus.

Bij het Lange Velletje zien we deze koeien liggen en met zo'n achtergrond moet je dan wel een plaatje schieten. :-) Tussen de koe in het midden en de koe links zie je nog een ondiepe afwateringsgreppel.  Ook dit stuk werd vroeger als landbouwgrond gebruikt.

Een rode Libel op een flinke Stuifzwam.

Een kleine Parasolzwam.

Langs de Haasvelderweg zien we deze vogel, volgens mij is dit een vrouwtjes roodborsttapuit.

Bij de brug over het Oosterkanaal zien we dit jong om eten bedelen. Moeder Meerkoet duikt naar de bodem en als ze boven komt trekt het jong het zo snel mogelijk uit haar bek. 



Het uitzicht op 'Het voorste bosje'.

En hier zijn we dan weer vlak bij de uitgang. Het is toch nog een prachtdag geworden en we hebben genoten van de zon en al het moois in de AWD.

We gaan rond 17:30 weer naar huis om nog even op de bank te hangen. ;)

Iedereen nog bedankt voor de reacties op ons vorige blog 'Vinken vangen door de eeuwen heen'.

Groet,
Peter en Janny


En op 21 sept staat en een stukje over de afschot van damherten in de telegraaf.

zaterdag 17 september 2011

Nieuws van Stichting Natuurbelang AWD


Vandaag wat nieuws van Harry Hobo van Stichting Natuurbelang AWD over de plannen voor het aanleggen van een fietspad door de awd, en dat moet natuurlijk voorkomen worden.

Fietspad door Amsterdamse Waterleidingduinen
opnieuw ter discussie.

Traject alternatief fietspad afgekeurd - wat nu?
Een natuurtoets uitgevoerd door de  provincie Noord-Holland geeft aan dat het alternatieve fietspad traject wat door de klankbordgroep is voorgesteld en door de politiek goedgekeurd werd, niet kan doorgaan. Er is eenvoudigweg een te grote natuurvernieling. Grijs duin gaat verloren en de Korfslak heeft er ook onder te lijden. Op zich is dit goed nieuws.

Hoofdpijndossier nummer 1 - maar wat nu?
De provincie zal nu op zoek moeten gaan naar een ander traject. Eugenie ten Hag, van de provincie NH en projectleider fietspad, kan geen duidelijk antwoord geven op de vraag of nu alle opties weer open liggen. Dit impliceert dat de provincie blijkbaar toch ook weer de route door de AWD opnieuw bespreekbaar wil maken. Terug naar 2009 lijkt het wel.

Wat vindt Natuurbelang AWD.
We hebben u nodig om mee te denken.
Wij vinden dat het advies van de klankbordgroep ter harte moet worden genomen. Men heeft tenslotte 1 jaar lang kunnen nadenken en vele deskundigen geraadpleegd. De natuurgroepen in de klankbordgroep hadden grote voorkeur voor een route buiten het natuurgebied om. Dus langs de Vogelenzangseweg en Leeuwerikkenlaan. De tijd is nu gekomen om deze 'second-best ' optie uit te voeren. Een groot deel van de klankbordgroep staat hier tenslotte achter.
Deze voorkeursvariant is slechts 300 meter langer dan de nu afgekeurde route, geeft geen natuurvernieling en opent de mogelijkheid om de levensgevaarlijke Vogelenzangseweg aan te pakken. Iets wat de provincie al jaren negeert maar de situatie op de Vogelenzangseweg is echt niet meer van deze tijd. De ENFB staat voor de verandering nu eens aan onze kant en ziet het als een groot knelpunt. Wij zeggen, combineer een mooie route en een grote opknapbeurt van de Vogelenzangseweg.

Denk mee.

We zoeken mensen die willen meedenken voor de Waterleidingduinen. Er moet van alles worden gedaan.Folders uitdelen, politiek benaderen, informeren. Afhankelijk van uw eigen interesse is er voor iedereen wel werk, u kunt zelf beslissen hoeveel tijd u erin steekt, voor uw eigen AWD.
Om u op te geven kunt u bellen met H. Hobo 06-23 444 396 of email naar info@natuurbelangnederland.nl
Een ding is zeker, de klankbordgroep keurt - bijna unaniem - en route door de AWD af. Tenslotte was de klankbordgroep in het leven geroepen omdat er grote weerstand was en is tegen een route door de AWD.

14.000 handtekeningen en actiewandeling.
Niet zomaar, Er zijn 14.000 handtekeningen opgehaald. 80 procent van de AWD bezoekers ziet een fietspad echt niet zitten. 500-750 mensen kwamen opdagen bij de grote actiewandeling. Een ongehoord hoog aantal. De AWD voorziet blijkbaar in een grote behoefte. Randstad bewoners hebben behoefte aan rust en ruimte, het is een drukke wereld en na een week hard werken biedt de AWD datgene wat bijna nergens meer in Nederland gevonden wordt - rust. Je kinderen kunnen ongestoord over het pad rennen en hoeven voor de verandering nu eens niet op te letten. Een heerlijk en veilig gevoel. Maar ook trimmers weten de AWD te vinden. De bijna 1.000.000 bezoeken per jaar maken de AWD tot een belangrijk recreatiegebied.
Fietsen kan bijna overal in Nederland en juist het feit dat de AWD fietsloos is maakt de AWD uniek en voorziet zo in een grote behoefte. Een mens wil kunnen kiezen. Soms lekker fietsen en soms een paar uur pure ontspanning in een groot wandelgebied.
Het is jammer dat de politiek blijft inzetten op een verouderd idee hoe je natuur moet ontsluiten en toch nog te weinig naar de mening van de bezoekers luistert.

Waarom komt er eigenlijk een fietspad.
Er is dus geen enkele reden om niet te kijken naar een fietstraject buiten het natuurgebied om. Het fietspad zou noodzakelijk zijn om Europese subsidie binnen te halen. De provincie heeft altijd vol gehouden dat het traject dan ook wel minimaal langs /door de duinen moet lopen als voorwaarde. Dat blijkt echter niet waar. De EU stelt enkel als voorwaarde dat het fietspad een recreatieve functie moet hebben. De mate waarin dat het geval is mag de provincie zelf bepalen. Er is dus wat de EU betreft geen enkele noodzaak een traject door de duinen aan te leggen.

Politiek wordt wakker.
De provinciale fracties en wederom Amsterdam zullen opnieuw een nieuw traject moeten bekijken en goedkeuren. Hopelijk zien ze nu wel de waarde van de AWD in. Tzt zullen we u berichten wat u zelf kunt doen om de politiek te informeren.

zondag 11 september 2011

Vinkenvangen door de eeuwen heen

Eerder hebben we het al gehad over de functie van het huisje op Zeerust in de AWD. Ik dacht toen dat de portretten in het huisje die van de hoge heren waren welke door de eeuwen heen het Vinken beoefende. Na aardig wat speurwerk blijk dat toch iets anders te liggen. Dus deze keer wat minder foto's en meer tekst. :-)

Ter verduidelijking hieronder even een plaatje waarop de locaties van het Leyduin en Zeerust te zien zijn.

De vangsten op de eerste vinkenbaan 111 in het Leyduin waren teruggelopen als gevolg van de toegenomen bebossing. De baan lag in de duinen tussen de buitenplaatsen Leyduin en Woestduin. Het in 1805 gebouwde vinkenhuisje stond 'tegen over den Viersprong, waar thands het kanaal der Waterleiding zich in de beek van Leyduin stort'. Wegens onbevredigende resultaten werd een paar honderd meter ten oosten van de oorspronkelijke Zeerust-baan een nieuwe vinkenbaan aangelegd. Deze nieuwe vinkenbaan werd daar gebouwd door David van Lennep en deze vinkenbaan werd in of omstreeks 1856 in gebruik genomen.


In het vinkenhuisje bevindt zich een afzonderlijke ruimte voor de hokken van baanlopers (vogels), met boven de ingang het opschrift 'te huis voor baanloopers'.  Het huisje is een rijksmonument nr. 9713 en is gezamenlijk eigendom van de gemeenten Amsterdam en Bloemendaal. Rond 1955 is er nog wat geharrewar geweest over het feit dat de gemeente Amsterdam het vinkenhuisje het liefst aan het Nederland Openluchtmuseum in Arnhem wilde schenken, maar de burgemeester van Bloemendaal wilde daar absoluut niet aan en vond dat het huisje in Kennemerland thuishoorde.

Op een van de wanden van het huisje zijn portretten van vier bekende achttiende-eeuwse beroeps vinkers geschilderd. Wie dit heeft gedaan is niet duidelijk, maar ze zijn in ieder geval lang na de dood van deze vinkers geschilderd. Hoogst waarschijnlijk zijn de portretten gebaseerd op voorbeelden in het vinkenhuisje van de Manpad-baan in het Leyduin. Tussen de portretten bevinden zich een aantal versjes welke uit de pen van Cornelis van Lennep komen, deze versjes zijn afkomstig uit het vinkenhuisje in het Leyduin. Onder de portretten zijn de schuifjes van de kijkgaten te zien. Deze konden gesloten worden om te zorgen dat er geen geluid naar buiten kon doordringen.



Hierboven zie je o.a. het portret van Hendrik Witsenburg, een bekende beroepsvinker. Hij legde bijvoorbeeld in 1782 (in opdracht van Philip Kops) de baan in het Molenduin (Bloemendaal) aan. Voor zover ik kan achterhalen hadden de meeste beroepvinkers in de maanden dat er geen vinken gevangen konden worden nog een ander beroep. Hendrik Witsenburg was waarschijnlijk ook herbergier en dat meen ik op te mogen maken uit een oude koopacte met de volgende tekst.

"Op donderdag 6 oktober 1791 Bloemendaal, koopacte.
Den Insolventen Boedel van Hendrik Witsenburg en Jacomijntje Willemse .... ingevolge de acte van Commissie van dato ....Augustus 1791 ..... te hebben verkogt ... aan Jan Harmse Berbe Een Huis en Erve zijnd Een Herberg voorheen genaamt den Dorren Hout nu nazareth, waar in de Tapneering veele Jaaren is geexerceert"

Manus (Harmanus) Handgraaf wordt in zijn overlijdensakte (Velsen 28-12-1843) beschreven als arbeider. Ook wordt hij in het Registre Civique uit 1811 beschreven als Ouvrier (Landarbeider).
Meer heb ik niet over deze vinker kunnen vinden. De Registre Civique zijn de bevolkingslijsten uit de jaren 1796 en 1811.



Hierboven zie je het portret van Dirk van der Kodde, welke bij de Van Lenneps in dienst was als vinker. In de jaren 1770-1778 vinkte hij op de Manpad-baan in het Leyduin en later in 1805 vierde hij triomfen op de baan van Groot Bentveld. Op de Manpad-baan in het Leyduin werd Van der Kodde opgevolgd door zijn in 1758 geboren leerling Dirk van der Horst. Ook hij wordt in het Registre Civique uit 1811 beschreven als Ouvrier (Landarbeider).

Jacob Stok was in het wereldje van de achttiende-eeuwse Kennemer buitenplaatsbezitters ook welbekend. Jacob Stok heeft in 1790 een vinkenbaan met de naam 'baan van de bleekenberg' aangelegd in Bloemendaal. In een advertentie welke ik vond in de Haarlemsche Courant van 1810 wordt deze vinkenbaan te huur aangeboden. Alle toebehoren zoals netten, blinden vinken e.d. waren te bevragen bij Jacob Stok. Jacob Stok was woonachtig in Vijfhuizen onder Bloemendaal.


Er werden niet alleen vinken gevangen op de vinkenbanen, ook andere vogels zoals sijsjes, putters, spreeuwen, boomleeuweriken en de kuifleeuwerik waren de klos en allen waren ze geschikt voor consumptie in die tijd. Hieronder zien je één van de manieren om vogels te lokken, in dit geval d.m.v. een wipvogel of roervink. De vogel zat met een touwtje, of een soort tuigje aan het stokje vast. De vogel kon aan het fladderen worden gemaakt door even aan het touw aan de wipstok te trekken. Dit zou dan de aandacht trekken van de wilde vogels. Vinken en lijsters waren ongeschikt als wipvogel.

Het ging er niet altijd even zachtzinnig aan toe, want soms werden de touwtjes aan de staart bevestigd. Om te voorkomen dat de veren los zouden laten, werden de staartveren één voor één uitgetrokken en en werden de veren vervolgens weer diep in het achterlijf gedrukt. Zo kon het voor komen dat de wipvogel door deze ruwe behandeling een aantal keren per ochtend vervangen moest worden. Slecht weer kon ook fataal zijn voor de wipvogels, op 29 oktober 1809 regende het op de baan van Cornelis van Lennep in het Leyduin zo langdurig dat alle wipvogels stierven, waardoor er die dag bijna niets werd gevangen.


Druipbanen zoals hieronder te zien hadden behalve hun speciale, voor vinken aantrekkelijke beplanting twee andere grote voordelen boven vluchtbanen (open netten), dankzij de beschutting tegen de wind kon er een langer net worden gebruikt, het in greppels liggende druipnet was onttrokken aan het zicht van vogels. Bij harde wind en wanneer de vinken wild waren, leverde een open net meer op dan een druipnet.

Sommige 'zondagsvinkers' welke met kleinschalige middelen zoals lijmstokjes, knippen en dergelijke kooivogels vingen behielden een deel van de vangst voor eigen gebruiken verkochten de rest.
's Winters gebruikten vinkers vaak kleinenetten, zoals ééndeurige (sijzen)vlammetjes, waarbij ze een paar baanlopers en kooitjes met zingende blinde vinken plaatsten. In de wintermaanden werd ook veel gelijsterd. In principe kunnen er gedurende het hele jaar zangvogels worden gevangen, maar de herfst en winter lenen zich daar het best voor.


Op de vinkenbanen van het Huis te Manpad in het Leyduin en bij Zeerust zijn door de Van Lenneps in de periode 1768-1911 ruim een half miljoen vogels gevangen. Het familietotaal ligt nog hoger, want elders wonende Van Lenneps hebben gevinkt op andere banen, waaronder die van de buitenplaatsen Leyduin (Heemstede/Vogelenzang), Duinrell (Wassenaar) en Spanderswoud ('s-Graveland).
Toen de vogelwet 1912 in werking trad was het vinken al op zijn retour. De consumptie stelde aan de vooravond van het wettelijk verbod nog maar weinig voor en voor de Hollandse elite was het vinken als vermaak al niet meer zo interessant.

Een oud vinken recept:
'Steek 10 vinken aan een speetje (klein spitje), zout ze en braad ze met stukjes spek, of bak ze in eene koekepan met ruim boter. Zij moeten zeer croquant gebakken of gebraden worden op een fel vuur.' Aldus een recept van de Haagse kok François Blom uit zijn Moderne kookkunst, waarvan in 1910 de zevende druk verscheen.'

Het ooit zoveel beoefend tijdverdrijf en nevenberoep was toen nog maar een schaduw van wat het eeuwenlang was. De even spaarzame als onopvallende restanten van vinkenbaanvallen en baanbeplanting, enkele vinken huisjes en wat vangattributen die tot museumstukken zijn gepromoveerd. Het vinken zou in onze tijd ondenkbaar zijn, maar het is nou eenmaal een stukje Nederlandse geschiedenis of we het leuk vinden of niet.

Als laatste nog even wat getallen welke laten zien hoeveel vogels er toentertijd werden gevangen.

Vangsten op buitenplaatsbanen AWD, 1739-1911
Buitenplaats                 

Manpadbaan in Leyduin 
periode          aantal vangst jaren     totale vangst       gemiddelde per vangstjaar
1769-1858                 88                      345.832                        3930

Manpad-baan bij Zeerust
periode          aantal vangst jaren      totale vangst       gemiddelde per vangstjaar
1856-1911                 56                      177.259                         3165

Baan in Renbaanveld    
periode          aantal vangst jaren      totale vangst       gemiddelde per vangstjaar
1894-1911                 18                       50.249                           2792

Hoewel het niet meevalt om dit soort gegevens te achterhalen, blijft het toch leuk om uit te vissen wie de personen op de portretten zijn en wat ze in het verleden van de AWD en omgeving hebben gedaan. We weten nu een klein beetje meer over het vinken en de beroepsvinkers van weleer.

Iedereen bedankt voor de reacties op ons vorige blogbericht 'Tussen het verleden en het water'  

Groet,
Peter en Janny



AWD weetje: Tussen de Bokkenwei (Palmveld) en het Vogelenveld bevindt zich een ondergrondse grondwaterval van -1,5m naar dieper dan -60m onder het maaiveld.