zaterdag 22 oktober 2011

Het ontstaan van de duinen en de vegetatie.

We zijn een beetje druk geweest met andere dingen zoals het onderzoek voor dit blog, maar hier zijn dan alsnog de foto's van zondag 16 Oktober. Vandaag een klein stukje over het ontstaan van de duinen en de veranderende vegetatie in de AWD.
 
De gelopen GPS Route is hier te downloaden.

Om goed te kunnen begrijpen hoe de huidige duinen zijn ontstaan, moeten we zo'n 10.000 jaar in de geologische geschiedenis terug gaan. Door stijging van de temperatuur kwam toen een einde aan de laatste ijstijd, waarin geheel Noord-Europa met ijs bedekt was.

De huidige duinstreek maakte deel uit van een uitgestrekte vlakte en de grotendeels bevroren bodem lag toen 10 tot 18 meter lager dan dat deze nu ligt, westwaarts liep de bodem flauw hellend af tot aan de Noordzeekust, die toen 400 kilometer verder lag. Een vreemd idee dat als Zandvoort toen al had bestaan, je van daaruit nog 400 kilometer zou moeten reizen naar het strand.

In het noorden was de grote ijskap aan het smelten en het smeltwater veroorzaakte een snelle stijging van de zeespiegel. Door stroming en golfwerking werd veel zand uit de zeebodem meegenomen en langs de ondiepe kust vormde zich hierdoor een reeks strandwallen, vergelijkbaar met de huidige waddeneilanden. Daarachter ontstond een soort van waddengebied, waarin zand en kleine slibdeeltjes in laagjes werden afgezet. 

Doordat het voortdurende en relatief snel stijgen van de zeespiegel, werden de nieuwe strandwallen steeds afgebroken en verder naar het oosten weer opnieuw opgebouwd. Eeuwen later rond 3000 jaar voor Christus werd op de lijn waar nu de weg van Sassenheim naar Heemstede ligt, de meest oostelijke strandwal van deze streek gevormd. Op het aanwaaiende zand groeide al snel biestarwegras en later helmgras, waardoor de eerste lage duinenrij ontstond.
In het begin stroomde de zee nog door een aantal openingen regelmatig het gebied achter de strandwal binnen, zoals bij de IJmond en Rijnmond.
De meegevoerde zeeklei bezonk daar. In de Haarlemmermeer polder ligt deze klei nu aan de oppervlakte. De huidige Oude-Rijn stroomde toen nog rechtstreeks de zee in. Nadat de kustlijn, met uitzondering van de Rijnmond bij Katwijk uiteindelijk gesloten was, kon het door regen en rivieren aangevoerde water in het gebied ten oosten van de strandwallen niet meer weg. Er ontstond een ondiepe lagune (het zogenaamde Hollandveen) gevuld met zoet water, waarin op grote schaal veenvorming plaatsvond. Later werd dit veen dicht achter de oostelijke strandwal af en toe met een dunne laag zand overstoven.

Tussen 3000 jaar voor Christus en de huidige tijd steeg de zeespiegel minder snel, de oostwaartse verschuiving van de kustlijn kwam daardoor tot stilstand en sloeg toen om in een zeewaartse uitbouw van de kust met nieuwe strandwallen die bijna evenwijdig aan de huidige kustlijn liepen.
Als de strandwallen ver genoeg boven water kwamen, ontstonden door het samenspel van wind en plantengroei al snel duinruggen. 

Omstreeks het begin van onze jaartelling lag de kustlijn op ongeveer een kilometer ten westen van de huidige kust. Door de wind werden de duintoppen afgevlakt, waarbij veel zand landinwaarts stoof. Het veen werd in de voormalige strandvlakten met een laag zand bedekt en zo werd de tweede fase van de Oude Duinen gevormd. Ongeveer 400 jaar na Christus kwam er een einde aan deze verstuivingsperiode. Later werd in de voormalige strandvlakten opnieuw veen gevormd, vaak bovenop de overstoven oude veenlaag.

De verschillen in het tijdstip van vorming en de sterk wisselende invloed van de wind veroorzaakten in de kuststreek plaatselijk grote verschillen in de bodemopbouw. Met het einde van de verstuivingen, omstreeks het jaar 400, kreeg het landschap weer rust. Alle tot die tijd gevormde duinen noemen we hierna Oude Duinen. Vanaf 400 waren de omstandigheden daar ideaal voor de groei van bossen, mede omdat er in deze streek weinig menselijke activiteit was.

Rond de tiende eeuw, veranderde het langzaam aangroeien van de kust in kustafslag en helaas is de oorzaak hiervan onduidelijk. Misschien het klimaat een mogelijke oorzaak en tegelijkertijd begonnen de grote zandverstuivingen, die mede veroorzaakt werden door het op grote schaal rooien van de bossen. Dit was het begin van de vorming van de Jonge Duinen. Een groot deel van de Oude Duinen werd, eerst in het westen en daarna oostwaarts, weggeblazen of overstoven. Toen is ook de hoge binnenduinrand ontstaan, die in grote lijnen nog steeds op dezelfde plaats ligt.

Het duinlandschap in de AWD is onder te verdelen in vijf landschapstypen. Van oost naar west zijn dat: het oude Strandwallenlandschap, het Buntgraslandschap. het Fakkellandschap, het Duindoornlandschap, het Dauwbraamlandschap en langs de kust het Helmlandschap. De oude strandwal met de landgoederen Woestduin,Vinkenduin en Leyduin, de aangrenzende strandvlakte en de bossen rond het Huis te Vogelenzang behoren bijvoorbeeld tot het oude strandwallenlandschap.

Een groot deel van de Oude Duinen werd eerst in het westen en daarna oostwaarts, weggeblazen of  overstoven. In die tijd is de hoge binnenduinrand ontstaan, welke in grote lijnen nog steeds op dezelfde plaats ligt. De Blink, de Keeteberg,  de Berg van Allebert, de Berg van Mikwel, de Berg van Dorus, en de hoge duinen van het Naaldenveld zijn enkele markante punten.
De oudste zone van de in die tijd gevormde Jonge Duinen noemen we het Buntgraslandschap.

Rond 1300 hadden de verstuivingen een meer plaatselijk karakter dan in de vorige verstuivingsperioden. In plaats van één rechte duinrug ontstonden complexen van sterker gebogen ruggen, die zich ter hoogte van Aerdenhout minder ver landinwaarts uitstrekten. Deze gebogen duinruggen wijzen ons het Fakkelgraslandschap aan.

We vinden de gebogen duinruggen bijvoorbeeld in een rij van de Tonneblink tot het Museumduin, van de Pannelanderberg via de Ome Janneberg tot de Trapjesberg. Het Fakkelgraslandschap dateert grotendeels uit dezelfde periode als het Buntgraslandschap. Hier is alleen het aandeel oud strandwalzand geringer en het kalkgehalte dus hoger.

Rond de 15de eeuw, werd verder westwaarts het Duindoornlandschap gevormd. In de 18de en 19de eeuw traden er nog flinke verstuivingen op, welke de vorm van het huidige westelijke deel van het duinlandschap hoofdzakelijk hebben bepaald. De toentertijd gevormde duinen hebben paraboolvormen (hoefijzer vorm). Hieraan herkennen we het Dauwbraam landschap.

Aan zee vinden we de zeereep en daar ligt de jongste uiterst smalle strook, het Helmlandschap genaamd. Het helmgras is daar in elk geval overduidelijk aanwezig. Vanaf het midden van de negentiende eeuw is te zien dat het beheer van de zeereep een duidelijke invloed op het gebied heeft gehad.

Deze verschillende landschapstypen liggen niet allemaal netjes evenwijdig naast elkaar, maar ze lopen hier en daar door elkaar heen (behalve het Helmlandschap aan de zeereep). Dit komt mede doordat het terrein in de AWD door de aanleg van de kanalen en infiltratiegebieden wat door elkaar is geraakt. Als je door het graven kalkrijk grond naar boven haalt dan zal een kalk minnende plant zich daar als snel vestigen, terwijl er op de omliggende ontkalkte bodem heel andere soorten groeien. De kalk minnende veegtatie zoals de Duindoorn staat daardoor eigenlijk op een plek waar hij normaal gesproken niet voor zou komen.

Eigenlijk is er nog een landschapstype, namelijk het Zeedorpenlandschap.
De bewoners van de zeedorpen hebben in de duinen eeuwenlang hout en plaggen geoogst, veeteelt en kleinschalige landbouw bedreven. Dit heeft een sterke invloed op het landschap gehad, waardoor het nu afwijkt van het omliggende landschap.

De zeedorp bewoners die hun buurtschappen veilig wilden stellen, deden ook al het mogelijke om de verstuiven van de duinen binnen de perken te houden. Ze konden toch niet voorkomen dat tijdens de vele zware stormen, de zeereep steeds weer werd doorbroken.

Mede door de langzame ontkalking van de duinen, zien we dat de vegetatie zich aanpast aan de omstandigheden. Tijdens het wandelen door de duinen (wat we al jaren doen), zien wij zelf weinig verschil door de jaren heen. Wij merken het niet als een struik afsterft en er geen nieuwe voor in de plaats komt. Pas als heel veel struiken binnen een korte tijd afsterven, valt het ons op. Gelukkig kunnen we door de inzet van Waternet toch de veranderingen in de vegetatie binnen de AWD zien.

We kunnen hieronder het verschil in vegetatie tussen 1999 en 2010 duidelijk zien. We kijken eerst naar het Paars gemarkeerde gedeelte op de kaartjes. In het midden van het paarse gemarkeerde gedeelte zie je duidelijk dat de Duindoorn groei in dat gebied tussen 1999 en 2010 behoorlijk is afgenomen, en plaats heeft gemaakt voor open vegetatie (gras, mos en dergelijke). Dat is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van de ontkalking van het duin. In 1999 was het van Limburg Stirum kanaal nog in gebruik en daar was toen veel meer laagstruweel te zien dan in 2010. Ook is er meer zand te zien in 2010.

Het laagstruweel heeft daar nu plaatsgemaakt voor Duindoorn, zand en open vegetatie. Het aandeel loofbos is wat toegenomen in 2010 bij het van Limburg Stirum kanaal en in het midden is het hoogstruweel toegenomen. In de toekomst zal het duin nog verder ontkalken en dan zal de Duindoorn en andere kalk minnende vegetatie zoals Meidoorn nog verder afnemen. Als het gebied verder uitdroogt, dan zal de mosvegetatie zoals deze te vinden is op het Franse vlak, zich waarschijnlijk nog verder uitbreiden en het aandeel zand ook.
  
Als we naar het rood gemarkeerde gedeelte kijken zien we dat in 2010 het hoogstruweel in omvang is toegenomen, vooral rond het Renbaanveld is dat duidelijk te zien.  Ook hier is goed te zien dat de Duindoorngroei minder wordt. Links van de rode markering zie je dat het laagstruweel langs de kust ook iets is afgenomen in 2010 en plaats maakt voor open vegetatie (gras, mos en dergelijke). Rechts van het rode vlak is in 2010 een kleine afname in naaldbos te zien.

Note: Het is jullie misschien opgevallen dat op het kaartje uit 1999 de kleur lichtblauw meer voor komt. Dat komt omdat op deze kaart de Mos\Kruiden Vegetatie Apart in lichtblauw is aangegeven. Deze ontbreekt op de kaart uit 2010 en die gebieden zijn in 2010 als Open Vegetatie (lichtgroen) weergegeven, wat het in feite ook is.    

Met dank aan Waternet, welke zo vriendelijk was om ons de laatste vegetatiekaart van 2010 te leveren. Het maken van dit soort kaartjes is een tijdrovende en dus dure zaak en we zijn erg blij dat we op deze manier kunnen laten zien hoe de vegetatie in 11 jaar is veranderd in de AWD.

Iedereen bedankt voor de reacties op ons vorige blogverhaal 'Mistig begin'
Bron o.a Lezen in het Duin
Groet,
Peter en Janny

woensdag 5 oktober 2011

Mistig begin

Op zondag 2 oktober komen we rond 07:00 aan bij ingang De Zilk, het is best wel fris en er staan nog twee auto's op de parkeerplaats. Herman Versteeg was waarschijnlijk net voor ons de AWD binnen gegaan zagen we later op zijn blog. Of we zijn hem misgelopen in de dichte mist. :-)

De gelopen route.

Op het paardenkerkhof zien we een aantal stoere damherten in de mist.

We kijken hier uit op het Franse vlak. Rond 1795 waren hier Franse soldaten gelegerd, maar toen zag het landschap er hier nog heel anders uit. Het gebied was toen veel kalkrijker en het stond hier vol met duindoorn. Door de sterke ontkalking is de duindoorn groei verminderd en de bodem is nu hoofdzakelijk bedekt met een graskruiden- en mosbegroeiing. De Franse soldaten zullen hier ongetwijfeld vaak hebben kunnen genieten van de mist en het uitzicht.

De zon is nog niet op en de kleuren veranderen met de minuut. Janny geniet hier even van het uitzicht terwijl we wachten op zonsopgang.

Nu is de lucht meer roze en de mist lijkt een beetje op te trekken.

Uiteindelijk komt de zon op.

Nu de zon opkomt lijkt wordt het ineens een stuk mistiger. We lopen hier op het stuk wat de Dubbele Pan heet.

We lopen hier op de Vogelvelderweg en ook hier ziet het er sprookjesachtig uit.

We horen damherten burlen en besluiten van het pad af te gaan, de wildernis in.

Uiteindelijk vinden we het eerste burlende damhert. We schieten een plaatje en laten hem verder met rust zodat hij rustig van zijn nieuwe hoed kan genieten.

Het hert gaat verder met burlen terwijl we verder lopen.

We stoppen even bij 'Mees z'n bosje' om te ontbijten en blijven hier een half uurtje zitten. Hoewel we volgens de GPS ongeveer driehonderd meter van alle paden verwijderd zijn horen we in de verte mensen hardop praten. Soms denk je wel eens dat die mensen doof zijn en daardoor heel hard moeten praten terwijl ze vlak naast elkaar lopen. :-)

Tijdens het eten valt mijn oog op dit mini paddenstoeltje. Waarschijnlijk een Hazenpootje (Tip van Loes). Loes bedankt!!

Ik zie iets over de stam van een berk lopen en het blijkt deze aparte vlieg te zijn. We zijn hier bij 'De berkenwal'. Het is ondertussen heel warm en de vesten kunnen uit. Update: Volgens Coby Natuurkieker is dit een Schorsvlieg. Coby bedankt!!

Via het dubbele-drift en het Toonedel lopen we naar de bokkenwei bij het Palmveld. Het dubbele-drift dankt zijn naam aan de dichte begroeiing waardoor het dubbel zo lang duurde om het wild op te drijven tijdens de jacht.

Het gebied rond de Toonedel is behoorlijk vochtig en staat in de winter hier en daar onder water. Een ideale plak voor deze koeien om te grazen. Moeder is hier haar kind aan het wassen en het kalfje geniet er duidelijk van.

Deze kleine lijkt te zeggen 'kom maar op, ik heb mijn moeder bij me'.

Opeens is de kudde in rep en roer en ze hollen luid loeiend naar een open plek, waar een jonge stier een gevecht is begonnen met een koe.

De andere koeien bemoeien zich met het gevecht en de koe krijgt het voor elkaar om de stier op de vlucht te laten slaan. Ze zet de achtervolging in.

De stier kiest eieren voor zijn geld en begint een nieuw gevecht met een andere jonge stier.

We kijken hier op een stuk van de Bokkenwei. Dit is een bijzonder stukje AWD want op de grens tussen de Bokkenwei en het Palmveld stroomt een ondergrondse waterval tot op een diepte van -60 meter. Op deze grens veranderd het gebied van zeer nat op de Bokkenwei tot zeer droog op het Palmveld.

We kijken hier uit op het Rietdel. Waarschijnlijk stond hier vroeger veel riet toen het gebied nog heel vochtig was.

Een mooie dag voor vlinders.

Honingzwammen kunnen ondergronds erg groot en heel oud worden. In april 2003 werd in het Malheur National Forest in de Amerikaanse staat Oregon een sombere honingzwam ontdekt van naar schatting 2400 jaar oud met een ondergronds mycelium omvang van 8,9 km². Daarmee is deze schimmel het grootste organisme ter wereld. Ook in Zwitserland in het Nationaal Park in de streek Engadin komt deze schimmel met een grote omvang voor. Hier is de schimmel ongeveer duizend jaar oud en ongeveer 800 meter lang en 500 meter breed.

De paardenbijter (Aeshna mixta) is een echte libel uit de familie van de glazenmakers (Aeshnidae). Het is met 63 mm een grote soort, maar een van de kleinere glazenmakers.De soort komt algemeen in Nederland en België voor maar is nergens talrijk; de libellen leven verspreid. Ze zijn te vinden bij stilstaand of langzaam stromend water, vaak bij tuinvijvers. Het verspreidingsgebied loopt van Noord-Afrika tot aan de Oostzee. De vliegtijd is van midden juni tot begin november, met een hoogtepunt van half augustus tot half september.

De paardenbijter bijt geen paarden, maar dankt zijn naam aan het feit dat hij vaak jaagt op insecten die zich dichtbij het lijf van dieren of mensen ophouden, waardoor het lijkt of hij ze bijt.
Op de foto is een kenmerkend verschil met juffers goed zichtbaar: juffers houden de vleugels in rust samengeklapt achter zich, terwijl echte libellen de vleugels horizontaal houden (vergelijk bijvoorbeeld met de watersnuffel).

Het zicht op het Oosterkanaal bij de Oostweg. De waterhuishouding in het gebied is voor een groot deel bepaald door het op NAP -1 m gelegen Oosterkanaal (ten oosten van dit deelgebied) en door de aanwezigheid van veenlenzen in de ondergrond. Door de drainerende werking van het Oosterkanaal heeft vrijwel het hele gebied een diepe grondwaterstand. Daar waar veenlenzen in de ondergrond liggen, kunnen lokaal hogere waterstanden voorkomen. In enkele diepe voormalige uitblazingskuilen staat zelfs water.

De voorraad in de vijf voorraadkanalen wordt voortdurend verbeterd door het beschikbare goededuinwater zoveel mogelijk in het voorraadkanalensysteem te brengen. Zo wordt de winning van het Oosterkanaal permanent in het Nieuwkanaal geloosd. Deze winning kan zo nodig sterk worden opgevoerd met behulp van de plaatselijke diepe winmiddelen (600 m3 per uur).

En zo komen we weer aan het einde van de zeer vroege wandeling door de AWD.
Wij hebben er van genoten en jullie hopelijk ook. :-)

Iedereen bedankt voor de reacties op ons vorige blog 'Jacht in de AWD
Groet,
Peter en Janny.